Thursday 14 April 2011

Mislukte samenwerking

Vandaag meldt 'De Limburger' op de voorpagina dat de samenwerking tussen de gemeenten Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul mislukt is. De burgemeesters van beide eerstgenoemde gemeenten hebben dinsdagavond hun gemeenteraden gezamenlijk ingelicht. Overigens zonder de gemeente Valkenburg in te lichten. Die hoorde woensdagochtend pas dat de andere twee de stekker uit het samenwerkingsproject getrokken hadden. Volgens burgemeester Van Loo van Vaals is er sprake van een cultuurverschil. 'We spreken een andere taal', stelde hij. Dat is natuurlijk niet zo. In alle drie de gemeenten wordt gewoonlijk Nederlands gesproken. Van Loo bedoelt en zegt dat Valkenburg iets anders wil dan de andere twee gemeenten. Het Geulstadje wil een vooraf dichtgetimmerd proces. Doel en kosten ( opbrengsten? ) moeten vanaf het begin duidelijk zijn. Gulpen-Wittem en Vaals zien meer in een organisch groeiproces, waarbij niet alles vooraf bepaald is. Samenwerken blijft moeilijk, zoveel is duidelijk. Maar wat is eigenlijk het probleem? Waarom wordt er geprobeerd tot samenwerking te komen? Het ligt voor de hand te veronderstellen dat er hier en daar efficiencywinst te behalen valt als zaken maar een keer voor drie gemeenten gedaan worden in plaats van drie keer. Aan de andere kant is al vaak aangetoond dat schaalvergroting niet de vooraf gedachte en verwachte resultaten oplevert. Professor Korsten heeft ooit het SETA ( Samen En Toch Apart ) model bedacht voor dit soort situaties. Dat blijkt echter in de praktijk van deze drie gemeenten ook niet te werken.
In de ogen van de meeste (lokale) politici moet samenwerken vooral iets opleveren en mag niets kosten. Vooral geen zeggenschap. De gemeenteraden willen baas in eigen huis blijven.Ook de verhoudingen in Parkstad Limburg met Heerlen als grootste gemeente en - over de grens - in de Staedteregion Aachen met Aken als grootste stad worden door discussies over zeggenschap gedomineerd. Die gaan vooral over de vorm, over macht, over invloed en maar zelden over inhoud. Kennelijk is de noodzaak voor samenwerking niet zo groot, dat dit soort discussies naar de achtergrond verdwijnen en er pragmatisch naar mogelijkheden voor samenwerking die vooral iets oplevert voor de burgers gezocht wordt.
Is de burger eigenlijk wel het uitgangspunt voor de organisatie van de (lokale) overheid? Steeds vaker nemen ook gemeenten het woord klant in de mond als ze het over hun inwoners hebben. De cruciale vraag is echter of de gemeentelijke processen de burger wel als uitgangspunt hebben of dat andere ( politieke en electorale ) belangen prevaleren. Misschien is dat laatste wel het echte probleem!

Saturday 9 April 2011

Het onbehagen (verdriet) van Limburg

In ‘De Limburger’ van vandaag las ik – in het kader van de serie over ‘Het Onbehagen’ – een interview met Marcia Luyten en ook de oproep om eventuele tips door te geven.

Marcia Luyten kijkt door de bril van de econoom en cultuurhistoricus naar Limburg. Zelf vertrok ze, omdat er in Heerlen niets gebeurde , terwijl in Amsterdam alles gebeurde. Alles? Wat was dat dan? Misschien was het de veronderstelling dat de wereld wel degelijk te veranderen was door het nastreven van idealen.
In het interview komt de invloed van de kerk en de mijnen terecht ter sprake. De Limburgers moesten hard werken en luisteren. De rest werd geregeld. De pastoor, de directeur, de schoolmeester en de politiek ( de KVP, het CDA ) hielden de touwtjes strak in handen. Ze predikten een realisme, dat bij veel Limburgers wellicht geleid heeft tot een instelling van ‘ut kunt wie ut kunt’. Na de sluiting van de mijnen, kregen velen inderdaad zware klappen te verwerken. Omscholen en weer werkeloos. Bedrijven die subsidies kwamen opstrijken en weer verdwenen. De kinderen van die generatie hebben dat meegekregen. Kijk eens wat ZE allemaal met ons doen!
In dezelfde krant van zaterdag staat een artikel over de laatste werknemers van Limburg Kozijnen met de kop : ‘We willen respect en menselijkheid’. Ook die werknemers willen een wereld die anders is, dan die welke ze nu ervaren.
In dit verband is de Amerikaans-Joodse filosofe Susan Neiman, directeur van het Einstein Forum in Berlijn ( Potsdam )interessant. In het aprilnummer van Filosofiemagazine staat een interview met haar. En ook in het door haar geschreven boek met de titel ‘Morele helderheid, goed en kwaad in de 21ste eeuw’ kunnen verdere aanknopingspunten gevonden worden.
Kort gezegd komt het erop neer dat mensen aangetrokken worden door de hoop op een beter leven. Ze hebben geen behoefte ( meer ) aan politici die in niets meer geloven behalve in machtspolitiek en de poll van de dag. Ze hebben wel behoefte aan een politiek die verder gaat dan begrotingsplaatjes en aan politici die ergens voor durven te staan.
Van Wilders kun je veel zeggen, maar niet dat hij nergens voor staat. Zijn populisme heeft mede zo’n grote aanhang, aldus Nieman, omdat het nog idealistisch durft te zijn ( geef Limburg terug aan de Limburgers! ). Of dat iets zal oplossen is de vraag, maar kennelijk beantwoordt het wel aan een behoefte. Daarenboven sluit de politiek van Wilders naadloos aan bij de ook door Marcia Luyten verwoorde aard van de Limburgers om anderen de schuld te geven.