Tuesday 13 September 2011

Denken, danken en doen

Aan het einde van zijn loopbaan schrijft gouverneur Frissen, samen met Govert Derix, het boek In den beginne – over de toekomst van de beschaving. Het is al het tweede boekwerk van beide heren in korte tijd. Eurosofie verscheen vorig jaar. Het lijkt erop, dat Frissen de laatste jaren van zijn gouverneurschap in de ban is geraakt van denken en danken.

In den beginne was er het woord en dat woord was ‘zijn’ en niet ‘hebben’. De Euregio Maas – Rijn is de bakermat van het Rijnlands model, dat – in tegenstelling tot het Angelsaksische model – alle mensen ziet als verantwoordelijke stakeholders van deze wereld. Bij de Angelsaksen gaat het enkel om shareholdersvalue. Juist in deze regio moet de europeanisering van onderop op gang gebracht worden. We moeten ons ervan bewust worden, dat Europa onze enige kans is en dat we kansloos zijn als we ons achter onze eigen grenzen verschuilen. Mooie woorden.

Na het einde van zijn loopbaan komt ook oud – gedeputeerde Ger Kocklekorn in de Italiaanse Toscane tot de conclusie dat dromen geen bedrog hoeven te zijn ook al worden ze, door wat hij de ‘heersende financieel – economische Realpolitik’ noemt, als naïef afgeschilderd. Als we het geld dat besteed is aan het militaire antwoord op 9|11 besteed zouden hebben aan de ontwikkeling van Afrika, dan zouden onvermoeibare, atletische zwarte jongemannen nu niet met bootjes vol tegelijk op Lampedusa landen om vervolgens te proberen ons de spiegels en kralen terug te verkopen, waarmee onze koloniale voorvaderen hun continent hebben leeggeroofd. Mooi gezegd.

Ik word blij van zoveel inzicht en wijsheid. Zou het dan toch nog goed komen? Er moet nog heel wat gebeuren voor we al die jongeren hier in Europa een toekomstperspectief kunnen bieden. Volgens Frissen bieden bij ons de hoogwaardige maakindustrie en de kennisgerelateerde bedrijvigheid dat perspectief. Overigens hebben ze in Azië ook universiteiten. Misschien is het wel een beetje arrogant om te denken, dat mensen overal elders op de wereld dommer zijn dan wij. Nog veel meer moet er gebeuren willen we de jongeren in Egypte, Tunesië en Libië aan werk helpen, zodat ze een inkomen kunnen verdienen en een menswaardig bestaan opbouwen. Er is nog onmetelijk veel werk te verrichten voor we zover zijn, dat de Afrikaanse jongeren in staat gesteld hebben zichzelf te verlossen van honger, dictatuur en corruptie.

Er bestaat een gigantische kloof tussen denken en doen. Wat hebben Frissen en Kockelkorn in hun respectievelijke loopbanen gedaan om deze idealen te verwezenlijken? Of is dit inzicht iets, dat je pas op latere leeftijd, tegen het einde van je loopbaan, verwerft? Wat hadden ze kunnen doen? Of zouden ze, als ze deze ideeën geventileerd hadden , voor naïeve idioten versleten zijn? Als ze gezegd hadden, dat het de hoogste tijd was, dat we pas op de plaats maken, dat we hier uitgegroeid zijn, dat we het met aanzienlijk minder zullen moeten doen, dat we niet meer twee keer per jaar op vakantie kunnen, dat anderen nu gaan groeien en dat de wereldkoek eerlijker verdeeld gaat worden zouden ze – vanwege psychische instabiliteit - uit hun ambt gezet of niet meer herkozen zijn. Maar het blijft fijn, dat ze – nu ze de veilige haven van het pensioen bereikt hebben – zeggen wat ze er echt van vinden. Nu moeten we nog wat mensen vinden die er iets aan gaan doen.