Friday 17 February 2012

Wijze uilen

Zo, de officiële opening van carnaval zit erop. Woensdagavond waren alle prinsen met aanhang verzameld in Lemiers. Een gezellige zitting voor de wat oudere mensen, zoals ik. Maar op woensdag verschijnt ook het Vaalser Weekblad. Daar stond deze week de samenstelling van de grote optocht van aanstaande maandag in. Bij enkele leden van onze jubilerende vereniging gaf die publicatie aanleiding tot een oplopende bloeddruk. Zonder enige vorm van overleg hebben de Grensülle gemeend ons een plezier te doen door ons vooraan in die optocht te plaatsen. Onze mensen zijn echter van mening dat een prins niet vooraan, maar achteraan in de optocht hoort. Ze sloegen daarom onmiddellijk aan het beramen van allerlei subversieve acties. Vanochtend ontbeten we bij de prins en besloten toch maar het gesprek aan te gaan. Zo ongeveer terwijl de burgemeester het aod wief onthulde sprak ik de president van de Grensülle aan en stelde hem op de hoogte van onze gevoelens. Nadat hij eerst verwees naar het optochtcomité, was hij enkele seconden later toch al van mening dat er geen wijziging van de volgorde mogelijk was en dat wij daar hadden te lopen en rijden waar zij ons neergezet hadden. Einde verhaal. Met elkaar communiceren de heren goed, want ongeveer anderhalf uur later ontmoette ik de voorzitter, die me deelgenoot maakte van zijn treurnis over onze opstelling. Ze hadden het toch alleen maar goed bedoeld. Met een beroep op zijn overleden vader drukte hij me op het hart ervoor te zorgen dat wij in het gareel zouden lopen. Onze prins heeft het later nog eens zelf bij de voorzitter geprobeerd, maar die liet ‘m niet eens uitspreken en dus hield de hoogheid de eer aan zichzelf en is maar weggelopen. Wie denkt dat carnaval enkel met plezier maken gepaard gaat heeft het dus mis. Je vraagt je af wat het grote probleem is om van plaats 8 plaats 30 a te maken als een jubilerende vereniging daar de voorkeur aan geeft? Dat is er niet en dus is het kennelijk een principekwestie. Goede bedoelingen zonder communicatie kunnen wel eens in het tegendeel verkeren. Vanavond kwam de president toevallig nog even naast me te staan. Zonder me verder een blik waardig te keuren beet hij me toe: ‘du liers misch noch kenne, auwe’. En weg was ie. Stijlvol, nietwaar? Waar een kleine man groot in kan zijn. Piet Poetin spookte het door mijn hoofd. Hij had natuurlijk al de pest in omdat de burgemeester hem al eerder te verstaan gegeven had dat de gemeente en niet de Grensülle de blauwe schuit ontvangt. Bovendien stond de burgervader erop dat de jubileumschlager van de Raenpiete gezongen moest worden bij die ontvangst. En tot overmaat van ramp werden ook nog eens de Raenpiete en niet de Grensülle op het provinciehuis uitgenodigd om te komen knoevelen. Enfin, ik hoef de president van de Grensülle inmiddels niet meer te leren kennen. Hij heeft zich in al zijn glorie reeds aan mij geëtaleerd. De Raenpiete blijken weer eens een ‘pain in the ass’ voor de altijd wijze Grensülle en uiteindelijk zijn ze daar ooit een keer bij en bijna door de vader van de voorzitter voor opgericht. Alle dreigementen van vandaag gelovend zullen we maandag uit de optocht en daarna uit het platform van de carnavalsverenigingen gegooid worden. Fijne vooruitzichten. Mijn gedachten dwalen al maar af naar Rusland en Syrië en ik kan maar niet precies verklaren waarom.